Oktober 2021, geschreven door Jeroen Duin

Op zondag 29 augustus zat ik direct na de UTMB samen met Doug, m’n ultra-trail-coach, op een terrasje in Chamonix. Wanneer is je volgende race, vroeg hij? Ik durfde eigenlijk niet te antwoorden. De 35e MdS was twee keer verzet en zou een maand later starten. Doug slikte even en begon maar meteen aan m’n trainingsschema voor de komende weken.

Een maand later, op zondag 3 oktober stond ik met 671 andere deelnemers in de brandende zon in de Sahara. Patrick Bauer (red.: founder van MdS) en z’n vertaler dansten vrolijk boven op een landrover bij de start, een helikopter in de lucht en Highway to Hell schetterde door de luidsprekers. De MdS voor de tweede keer, geen idee hoe het zou gaan, en eigenlijk nog niet echt zin om te rennen.

We startten met een groep van tien: negen Nederlanders en een Belg, waaronder Bart, de coach van deze groep. Bart en ik hebben samen de 34e editie gedaan. Elk van ons tienen in spanning over wat er stond te gebeuren. Er zijn zoveel variabelen: omgaan met de warmte, blessures, water, zout, goed kunnen slapen. Het kon nog alle kanten op. Na die zondag was het al duidelijk: dit was anders dan de vorige editie en zou echt een slagveld worden.

Etappe 1: even inkomen met 32,2 km en twee checkpoints

Bij het startschot begon ik toch maar met rennen. Wat anders te doen, niet? Het zou heel warm worden, dus ik gaf maar meteen gas nu het nog wat koeler was en rende gek genoeg met de kopgroep mee. Dat gaat wel snel over dacht ik, want ik val zo terug, maar dan heb ik de eerste kilometers vast gehad. Het ging echter best aardig, ondanks de enorme hitte. Het was zo’n tien graden warmer dan de vorige editie, met elke dag temperaturen van meer dan 35 graden in de schaduw en 50 graden in de zon. En guess what: er staan erg weinig bomen in de Sahara.

De kopgroep raakte ik inderdaad kwijt, maar liep toch nog aardig door. De laatste kilometers zette ik extra aan en keek uit naar het bivak op 32,2 km. Dronk m’n water leeg bij 31,5 km, maar geen bivak bij 32,2, ook niet bij kilometer 33 of 34. Pas op kilometer 35 was het bivak, terwijl je mond heel droog is. Het probleem met de afstand kwam door de Garmin die ik op UltraTrac-modus had gezet. Te onnauwkeurig, dus aangepast voor de volgende dagen. Ik was 34e van de 672 wat ver boven mijn verwachtingen uitsteeg.

Achter mij had zich veel ellende afgespeeld. Goed getrainde mensen die uitvielen vóór het eerste checkpoint, mensen aan het infuus, aan de diarree, overgeven. Veel uitvallers. De andere negen van onze groep hebben het gehaald. Sommige van ons ook met diarree, ziek, met een blessure die niet beter wordt. En Bart deed het zelf goed, ondanks zijn nieuwe heup en problemen met z’n enkel. Op karakter.

Etappe 2: de Erg Chebbi met 32,5 km en twee checkpoints

Highway to Hell speelde weer en ik had er meer zin in dan de eerste dag. De Erg Chebbi is een duingebied met fijn Sahara-zand en steile duinen. Dit deel viel tussen checkpoint 1 en 2 en was 13,7 km lang. Er doorheen met 6,5 kg bagage op je rug en drie liter water daarbovenop. Drie liter water is dus echt te weinig voor 13,7 km met temperaturen van 55 graden. Je brandt weg.

Ik had weer dezelfde strategie: snel starten, zo vroeg mogelijk die duinen in en net als vorige editie hier doorheen rammen. Het is zwaar, maar om een of andere reden doe ik het goed in de duinen. Vlak voor het eind van het duingebied liep ik een paar top 10 renners van de dag daarvoor voorbij. Bij checkpoint 2 gaf ik maar extra gas, want ik had over, en kwam als 19e over de finish. Bizar. Ik stond gewoon 20e in het algemeen klassement. De ellende achter mij was deze dag nog veel groter.

 De nacht vóór de derde etappe

Je slaapt ’s nachts in een bedoeïenentent voor maximaal acht personen: een paar houten stokken met een donkere lap eroverheen. Twee cirkels met zo’n vijftig tenten in totaal. Buiten de cirkel enkele vernuftige wc’s. Het thema van die nacht was oer-geluiden. De geluiden van overgeven en diarree waren niet normaal, de hele nacht door. Een vrij grote groep is tijdens en net na de tweede etappe uitgevallen. Ook medici vielen uit door uitdroging. Het was stress in het kamp en in de medische hoek. De sporen waren de volgende ochtend goed te zien.

Etappe 3: Met een bochtje om Taouz heen, met 37,1 km en drie checkpoints

Geen Highway to Hell.

De vorige dag was aan vlak voor het eind van de Erg Chebbi een Fransman ingestort. Cameron, een Australiër uit de tent naast ons, zag hem van het duin afrollen en heeft hem twintig minuten lang gereanimeerd. Uiteindelijk kwam een helikopter met ondersteuning, maar het hielp niet. Waarschijnlijk had de Fransman een hartfalen en was op slag overleden.

Patrick was aangeslagen. De favoriete song van de omgekomen man werd gespeeld aan het begin van etappe 3 en in stilte wandelden we met alle overgebleven deelnemers de eerste paar honderd meter.

…je probeert je tranen in te houden en loopt…

Veilig thuiskomen is het belangrijkst. Die race en alle gekheid er omheen is compleet secundair. Ik rende weer mee met de kopgroep en had de meeste focus op drinken, afkoelen, zouttabletten slikken, elektrolyten innemen, gezond blijven. Het liep niet fijn, maar ik liep wel goed en kwam als 25e over de streep. 19e in het algemeen klassement, wat aardig was, maar niet belangrijk.

Het gekke is dat je op zo’n dag liters en liters drinkt maar niet naar de wc hoeft. Ik had die dag tot aan de finish al 12 liter water gedronken. Vlak na de finish toch even plassen: donkerbruin en rood. Direct naar de medics gelopen, van alles is getest en het oordeel was: uitdroging. Uitdroging bij 12 liter? Ok.

Etappe 4: Mijn Highway to Hell met 82,5 km en zeven checkpoints

De top 50 van de race startte deze dag anderhalf uur later dan de rest. Drie van onze groep zaten hierbij. Na de stilte van gisteren stond nu Highway to Hell weer aan, toen we met de 47 anderen vertrokken. Ik voelde me matig. Het werd een enorm warme dag met zoutvlaktes, duinen, bergen en bijna geen harde ondergrond. Ik ben bewust langzaam gestart en het is die dag niet beter geworden. Hardlopen ging nauwelijks, behalve voor de foto bergaf. Ik voelde me niet zo beroerd dat ik eraan dacht om uit te stappen, maar het was geen feestje. Beeld je een moment op zo’n dag in: je loopt op een zoutvlakte met de zon recht op je hoofd, 55 graden en zelf nog met wat koorts, nog 55 kilometer te gaan en voor je de weerspiegeling van de vlakte in hete luchtlagen. Een moment waarop ik niet uit m’n hoofd kon krijgen dat ik Ben & Jerry’s ijs wilde of een bakje kwark met vers fruit. En dan toch weer die volgende stap zetten. Toen de zon eindelijk onder ging, kon ik nog steeds niet goed rennen. Ik viel bijna in slaap, terwijl ik normaal prima twee nachten door kan rennen.

Uiteindelijk kwam ik na meer dan 15 uur aan in het bivak. Mijn klassement naar de haaien, maar dat was bijzaak. Bijna niets gegeten die dag, wel gedronken, meer dan 20 liter water. Water verveelt, weet je?

Donderdag rustdag

Bijna 50% van de deelnemers was inmiddels uitgevallen. Ons team van tien was nog compleet. De enige van de 50 tenten die nog compleet was, was de Nederlandse tent. Dagje hangen, koken met wat eten dat je nog hebt. Bouillonnetje maken, koffiezetten. De rust was terug, ook bij de medici.

Einde dag kwam een groep muzikanten van de Opera uit Parijs naar het kamp. Geweldig om te zien. Twee dames in mooie kleding, drie heren in pak, strijkinstrumenten, zang. En die strijkinstrumenten waren wat ontstemt door de hitte en droogte. Wie brengt er nou een viool naar de woestijn? Dat is net zoiets als een waterpoloër in de Sahara, namelijk Bram uit de tent naast ons die ook al was uitgevallen, net zoals de viool binnenkort. De toehoorders zagen er niet uit: blote voeten met blaren, vieze kleren, bruin door het zand, woeste haren, een bijzonder tafereel.

Laatste echte Etappe 5: Even een marathon, dus 42,2 km met drie checkpoints

Eigenlijk voelde ik me wel goed. Fris aan de start, klaar voor weer een stukje lopen. Er was harde wind tegen, dus ik dacht me maar vast te klampen aan een groepje van tien. Dat was de kopgroep, sukkel. De eerste zes kilometer dacht ik: lossen is geen optie, want dan loop ik vol in de wind, dus niet zeiken en mee rennen. Met een tempo van 11 km per uur tegen de wind in met volle bepakking en in de volle zon ging het nog best aardig. Tot de nummer 1 ging versnellen na zes kilometer. Erg onvriendelijk.

Al met al liep het uitstekend. Tot ik na het tweede checkpoint erachter kwam dat mijn urine weer donkerbruin-rood-achtig was. Ik voelde me niet slecht, maar maakte me wel zorgen. Hoe kan dit nou? Ik drink me suf. Met de handrem erop ben ik naar de finish gerend. Als ik zou gaan lopen, dan zou ik er langer over doen, niet? Direct na de finish de medische tent in.  Een vriendelijke Franse arts, echt de vriendelijkste ter wereld op dat moment, hielp me. Ze stelde vragen, luisterde, sprak zelfs Engels, wat bijzonder is voor Fransen bij de MdS. Diagnose: het was geen uitdroging, helemaal niet. Het was een blaasinfectie. Antibiotica mee en iets meer gerustgesteld.

Ik was niet meer bezig met het klassement, maar bleek toch aardig goed te hebben gelopen. Mijn doel was top 100 en ik stond 42e in het algemeen klassement. Dat is uiteindelijk nog echt goed. De hele groep van tien heeft het afgerond, ieder van ons met z’n eigen verhaal en z’n eigen hel, maar we hebben elkaar er doorheen gesleept, hebben heel veel gelachen en elkaar op wel heel bijzondere manieren leren kennen. Ook met de Belgen, andere Nederlanders in de tenten om ons heen en met de meesten die we tegenkwamen (behalve enkele chagrijnige Fransen die niets zeiden als je ze aanmoedigde). MdS van hel afgerond.

***

Zoals gewoonlijk wat verdiepingen voor de liefhebber en eigenlijk gewoon lessen voor mezelf.

  1. Eten heb je vijf dagen lang niet nodig

Vorige MdS hield ik veel eten over, ook al had ik weinig bij me. Deze keer minder ingepakt en ik hield nog steeds veel over. Je kan prima vijf dagen zonder eten als het moet. Water en zout zijn het belangrijkste. We zijn aan ontbijt, lunch en diner gewend, maar je kan echt prima minderen.

Hoe komt dat? Ten eerste heb je in de hitte geen trek. Als je door een woestijn rent met zulke hoge temperaturen, dan krijg je bijna niets naar binnen. Alles in vaste vorm staat je tegen. Zoete vloeibare gelletjes lukken wel, maar die gaan ook tegenstaan en geven alleen een korte suiker-boost, gevolgd door moeheid en terugval. Ten tweede kan je gewoon lang door op vetverbranding. Ik ben niet zwaar, maar train op snelle omslag van suiker- naar vetverbranding en ik heb genoeg vet om het dagen uit te houden.

Stel ik zou ooit nog een keer een MdS doen, dan zou ik minder op de calorieën letten en meer op de variatie. Bouillon, koffie, zoete thee, wat nootjes en niet meteen een kilo, wat gedroogd fruit, verschillende maaltijden, maar niet zo zwaar. Misschien Ben & Jerry’s ijs voor als het tegenzit? Niet meer 1.000 calorieën per maaltijd, maar liever 2x iets lichter en afwisselend.

Het meeste gewicht op je rug komt van je eten. Minimaal moet je 6,5 kg bij je hebben. Dat had ik dit jaar exact. Meer dan 6,5 kg heb je naar mijn mening echt niet nodig. Veel “first-timers” komen met 10+ kilo aanzetten, alsof ze op een lange reis gaan. We lopen gewoon een rondje.

2. Je rugzak is je beste vriend, ook al gaat je rug stuk

Met mijn focus op die 6,5 kg heb ik gekozen voor een top rugzak wat gewicht betreft. Er waren wat punten voor verbetering: de onderkant schraapte m’n rug open, de punten van het frame staken door de achterkant heen m’n rug in, gewicht zakte allemaal naar beneden, de schouderbanden sneden m’n schouders open. Niet getreurd, duct-tape. Na wat klagen vertelde Bart mij dat vanaf nu mijn rugzak mijn beste vriend was: je moet er de komende dagen mee leven. Hij had gelijk. Ik dacht dat alle problemen vóór de start opgelost waren, maar er kwam er nog één bij. Klittenband liet vlak na de start van etappe 2 los en schraapte 30 km lang tegen m’n rug, want ik ga natuurlijk niet stoppen voor zoiets. Je kan raden wat voor ellende dat oplevert, dus weer eens de medische tent in aan het eind van de etappe.

Elke dag medische tent trouwens, want daar kan je je voeten schoonmaken met grote flessen water en sop als je blaren hebt. En als je toch je voeten schoonmaakt, dan kan je de rest, inclusief je kleren ook “per ongeluk” doen. Daar moet je wel onschuldig bij kijken anders komt er weer iemand vertellen dat het sop voor je voeten ook alleen daadwerkelijk voor je voeten is. “Seulement pour les pieds, monsieur!”. “Oui?”

 3. Houd jezelf schoon, hoeveel zand er ook rondvliegt

Over schoonmaken gesproken: hygiëne is zo essentieel. Dit jaar heb ik wattenstaafjes, flos, hand-gel en heel veel Etos-Mini-Cleansing-Wipe-Sensitive-Dry-Skin meegenomen (handig voor dry skin in de woestijn). Elke ochtend en avond ritueel schoongemaakt. En tussendoor. Voor het eten lepel schoonmaken, na het eten lepel schoonmaken. Tuutjes van je flessen schoonhouden en schoonmaken. Handen reinigen en opnieuw en opnieuw. Niets dat in je mond komt ergens anders mee in aanraking laten komen: direct uit de verpakking. De hele dag en nacht je neus schoonhouden. Kleren wassen met water en wat zeep in een halve petfles. Dit was geen garantie voor geluk. Virussen en bacteriën vlogen door het kamp. Victor, een van de tien uit onze groep is vanaf dag 1 aan de diarree geweest en is dat, nu we op weg naar huis zijn, nog steeds. Daar was niets aan te doen en geen medicus kon het stoppen. Vic is gewoon onstopbaar.

 4. Een slagveld overleef je niet in je eentje

De slagvelden en ellende zijn eerder aan de orde gekomen. We zagen teams om ons heen die klaagden, negatief waren, elkaar niet helpen. De een na de ander viel uit. Bij ons was het motto: lachen, elkaar helpen, luisteren en wendbaar zijn. En Bart’s motto: als het echt zwaar wordt, dan ben je pas op de helft. Het is niet normaal hoe goed naar elkaar geluisterd werd, ook al wordt van sommige uit onze groep gezegd dat ze wat eigenwijs zijn.

 5. Vul je tijd niet met onzin

Je wordt elke dag rond vijf uur in de ochtend wakker – in Patrick Bauer’s tijdzone – en vertrekt pas om 8:30 uur of later. Je hebt dus 3,5 uur om tanden te poetsen, wat kleins te eten, aan te kleden en in te pakken. Het is makkelijk om daar ook die 3,5 uur aan te besteden en dan nog met stress naar de finish komen. Tijd vult zichzelf. Wat voor mij helpt is: één keer goed inpakken en niet herpakken, elke ochtend Tai Chi met Master Sun Fa, en die andere oh zo simpele dingen één voor één afwerken. Al moet ik wel toegeven dat ik vóór de Charity Stage (Etappe 6) er een half uur per sok over deed om deze over mijn met blaren ontsierde voeten te trekken.

 6. Zonder telefoon is gewoon

Afgelopen week was ik geheel off-the-grid: geen telefoon mee, ook niet voor foto’s. Heerlijk. Je kan gewoon je volle tijd aan mensen om je heen besteden of aan jezelf. Niet aan virtuele-snel-wisselende-contacten-met-diepgang-van-niets. Ik ga doorzetten wat ik al deed: als je met iemand een afspraak hebt, zet de mobiel uit, leg ‘m weg en wees 100% aanwezig in het moment. Zelfde in vergaderingen: liever 10 minuten met een groep 100% aanwezig, dan een uur met mensen mentaal 50% aanwezig. En dat laatste is absoluut eerder regel dan uitzondering, helemaal met online sessies

 7. Train heel specifiek met focus op de uitdaging die voor je ligt

Voor de MdS en voor de UTMB moet je beide heel specifiek trainen. De weken na de UTMB ben ik veel in de duinen en op het strand geweest, vaak met meer gewicht dan nodig tijdens de race zelf. Duin op, duin af, op het heetst van de dag. Daarnaast elke dag stabiliteitsoefeningen. Ook af en toe op de Tacx en soms gewoon een rondje hardlopen in de stad of gewoon wandelen door de buurt. Vooral met gewicht in de hete zon het hoogste duin op en af heeft enorm geholpen, ook mentaal.

***

I’ve been through the desert
On a horse with no name
It felt good to be out of the rain
In the desert, you can remember your name
‘Cause there ain’t no one for to give you no pain


Team Bridge2Cross, met v.l.n.r. Gert, Sander, Myron, Jef, Victor, Bas, Bart, Jeroen, Wil en Bastiaan