Geschreven door Jeroen Duin
Mijn oorspronkelijke plan was om in januari 2023 de Winter Spine te doen, met de Tor des Géants (de TOR330) als een soort oefening in de zomer. Wat ik in gedachte had was zeven dagen heerlijk door de Italiaanse Alpen wandelen en af en toe rennen. Een beetje naïef.
Een paar weken voor de TOR330 ben ik me iets beter gaan inlezen. 350 km met 31.000 hoogtemeters volgens de Excel file van de organisatie? Dat is wel pittig binnen 150 uur. Dit is twee keer de afstand van de UTMB en drie keer de hoogte. De UTMB deed ik 40 uur over, zonder te slapen, dus de TOR is een uitdaging. Op de helft van de race zou ik al zowel mijn afstands- als hoogtemeters-record breken.
Tja, je hebt je ingeschreven, dus start dan maar. Vlak voor de race nog de laatste werk-emailtjes de deur uit (net deel van het familiebedrijf overgenomen) en om elf uur op zondag 11 september rustig naar de start. Gekkenwerk.
Doug, mijn coach had een schema voor 130 uur gemaakt. Ik mocht niet snel starten van Doug, want dat gaat altijd mis bij mij. En moest continu mezelf vertellen “be nice to your future self”. Beide waren echt goede tips die me de hele race geholpen hebben. Ok, en ik was in topvorm dankzij een vrij strak trainingsprogramma de laatste maanden, maar toch voelde ik me compleet onvoorbereid. Zou m’n enkelblessure hersteld zijn? Zou ik nog last van m’n lies hebben? Zou ik de helft halen?
Om 12 uur begon het, ik startte in de tweede wave en zorgde dat ik niet vooraan liep. De eerste twee kilometer rennen en daarna 1.500 meter stijgen. Strak omhoog de berg op bewust achter honderden anderen zodat ik niet te snel kon starten. Pas na drie uur kon ik langzaam mensen in gaan halen. De periode van die zondag tot en met vrijdagnacht is nu al een beetje wazig in m’n hoofd. Ik heb flarden van herinneringen.
Wat flarden:
Maandagnacht, nog niet geslapen en inmiddels 36 uur onderweg. Deels gerend, deels speed-hiken. Bergop ging sneller dan anderen, bergaf werd ik ingehaald door al die Italianen. Ik was moe en kwam een dorpje in. Op de plek waar een post zou moeten zijn was een verlaten terrasje, waar ik maar een kwartiertje ben gaan slapen. Dat hielp. Daarna doorgelopen en na 300 meter kwam ik de echte post tegen. Water-flask vergeten bij het terrasje, terug dus, weer naar de post, even eten en door, de nacht in, bergop.
Dinsdagochtend, was het dinsdagochtend? Geen idee. Donnas, de derde grote post (een life base)! Douchen, eten, omkleden en door. Bergop weer. Ik wilde in een kleine hut gaan slapen, Coda, omdat het daar rustiger was. De klim was hels. Enorm warm, enorm lang, te weinig water, toch water bij een pompje (!), door, omhoog, geen schaduw, door, eindelijk een post en na een hele dag klimmen kwam ik eindelijk bij Coda om zes uur ‘s avonds. Niet normaal hoe lang dat duurde. Uurtje slapen bij Coda in een echt bed, verfrissen, eten, door, de nacht in, in het hooggebergte. Mist, veel slijm in m’n keel, hoesten, donker, alleen, rot paden, alleen maar rotsen, omhoog, omhoog en eindelijk naar beneden, maar kon niets zien. Wat doe ik hier? Dit wordt niets meer. Waarom doe ik dit? Ik wil alleen maar veilig thuiskomen. Wat een ellende.
Woensdagochtend, was het woensdagochtend? Geen idee. “Are you dead or alive?” vroeg iemand die langs me liep terwijl ik langs een bergpad lag te slapen. “I’m sleeping” antwoorde ik. Een kwartier geslapen? Een half uur? Ik had veel extra laagjes meegenomen en vertrouwde erop dat ik warm genoeg was, dus kon even liggen. Wakker, de ochtendmist in en bergaf. Eeuwig berg aflopen, naar het dorpje Niel. De hel van Niel had Robin Kinsbergen het genoemd. Dat was het echt. Italianen haalde me in, bergaf. Altijd die Italianen die geen woord Engels spreken. Hoe doen ze dat toch? Ik ging ze imiteren: elke stap is een stap, niet twijfelen, maar rennen en je naar voren laten vallen. Laat ik het eens proberen. Niet te geloven, ondanks de rotsen, ondanks de moeheid en ondanks de natheid, ging het goed. Afdalen ging steeds sneller en makkelijker en elke stap was raak.
Uren later kwam ik eindelijk aan in het dorpje met inmiddels 200 km, 17.000 meter omhoog en 17.000 meter naar beneden in de benen. Zitten, eten en toevallig appte Robin dat er goede polenta was in Niel. Ik vragen, kreeg inderdaad een heerlijk bakje Polenta, even genieten en weer door. Mijn coach Doug gaf aan dat ik in de top 300 liep. Het kon me echt niets schelen. Wil ik nog wel door? In ieder geval was het een beetje een normaal pad, rustig heuvel op, stap voor stap. Elke stap is er een. Wat een mooie bergen! Vertel jezelf dat je het leuk vindt, die bergen, Jeroen.
Woensdagavond, ik denk dat het woensdagavond was. Ik had net een half uur met een Engelsman gelopen. Eindelijk met iemand gepraat. Dat had ik zo gemist. Maar hij ging langzaam omhoog, dus ik weer alleen door. Mist, regen, een meter of twee zicht, geen reflectoren meer, want die waren opgegeten door de koeien, bergop, vol goede moed, maar toch geen idee of ik de goede kant op ging. Ah! Reflectoren! Maar ze bewegen… Oh, dat zijn de ogen van de koe die ze heeft opgegeten. Ah! Daar, op de grond! Oh nee, een marmot. Even op m’n Garmin kijken en de route aanzetten. Garmin deed het niet meer na 100 uur en horloge gaf geen teken van leven meer. Oh ja! Ik heb de route op m’n telefoon, MapsMe. Rechtdoor, het gaat goed. Pats, een kraai vliegt opeens vanuit de dichte mist tegen m’n hoofd. Even schudden met je hoofd, knop om en door.
Donderdagnacht, heel laat. Wel een uur geslapen woensdagnacht, dat was prima, maar alweer 24 uur geleden. Ik loop over een vrij makkelijk pad, want de route is aangepast, maar ik kan m’n ogen niet openhouden. 1-2-1-2-1… Nog een stap, ik val echt in slaap. Even zitten…. Dat even zitten duurde 1 minuut. Was midden in een mierenhoop beland. 1-2-1-2-1… en weer door. Het gaat wel weer. Door. Uiteindelijk de zesde en laatste life base bereikt. Strak de 10 punten aflopen die op m’n lijstje stonden: 1. schoenen en sokken uit, 2. batterijen opladen, 3. alle oude voeding uit m’n rugzak, 4. nieuwe erin, 5. wassen en nieuwe lenzen in, 6. uurtje slapen, 7. eten, 8. schoenen en schone sokken aan, 9. batterijen uit de lader en 10. dropbag inpakken. Steeds hetzelfde ritme, elk van de zes life bases. En als bonus: een lange massage. Om zeven uur, na deze pauze van twee uur, liep ik weer als herboren snel-wandelend de op-een-na-laatste helling op. Versnellen, want ik had geen zin meer in nog een extra nacht door de bergen. Ik moest en ziy vóór zonsondergang de laatste helling over.
Vrijdag einde middag: niet normaal, dit was m’n beste dag. Zoveel hardgelopen en zo snel klimmen. Zonder horloge, zonder afleiding, maar wel een groot deel met een Chinese die Engels sprak. Dat sociale is zo belangrijk, maar niet veel later, bij een kleine post raakte ik haar alweer kwijt. Alleen door en af en toe haalde ik nog iemand in. Ik ga het halen, nog net de laatste stralen zon vlak bij de laatste pas, Col de Malatrà. Het begint te hagelen, dus extra windjack aan en door, de col over.
Niet lang na mij werd de col afgesloten vanwege een halve meter sneeuw en bizar lage temperaturen. Ik was er dankzij mijn intuïtie net op tijd overheen gekomen en mocht nu uren afdalen, via deel van het bekende (en makkelijke) UTMB-trail naar Courmayeur, rennend het dorp in, sprintend de finish over en ik voelde me prima. 132 uur. Mijn broer en schoonzus waren net aangekomen vanuit Nederland en vingen me op bij de finish, vlak na middernacht. Ik ga met pensioen, vertelde ik ze; dit was gekkenwerk.
Wat heb je geleerd deze race?
- Het sociale is zo enorm belangrijk. Urenlang alleen lopen met af en toe een alleen Italiaanssprekende Italiaan achter je is echt heel heftig. Eenzaamheid is zo pijnlijk en heeft echt impact op je. Een beetje contact doet je alweer vliegen.
- Zo’n horloge heb je echt niet nodig. Ok, om te bewijzen dat je hebt gelopen wat je hebt gelopen op Strava misschien, maar zonder horloge ben je veel meer in het hier en nu.
- Het is ongelooflijk en onbegrijpelijk wat je lichaam aankan. Bij de start voelde ik m’n geblesseerde enkel en lies nog, op dag vier verrekte ik een spiertje en op dag zes vloog ik de bergen op en af zonder problemen, sprintend de finish over na 132 uur intensief door de bergen. De uiteindelijke schade: 2 blaren (en twee weken herstellen totdat m’n hartslag en slaapritme weer op orde waren).
- Volg je intuïtie soms. Ik had in m’n hoofd dat ik de laatste col over moest en heb de hele vrijdag alles gegeven. Het weer sloeg inderdaad compleet om op vrijdagnacht en was ik een uurtje later geweest, dan had ik moeten stoppen bij de laatste hut.
De Spine Winter Challenge ga ik niet doen. Renate is uitgerekend net na die race in januari en ik ga niet door de Engelse modder lopen, terwijl ik elk moment papa kan worden. Even met pensioen.